Dr. Mijs een zeer geliefd plattelandsdokter.

1954

Dokter A. (Arend) Mijs is geboren 22 juni 1897 in Bindjei 15 km vanaf Medan op Sumatra, het voormalige Nederlands Indië. In 1918 was hij afgestudeerd in Leiden. Hij was van 1926 tot 1961 huisarts en had zijn praktijk en huisapotheek aan de Hoofdstraat 35 in Epe. In het karakteristieke pand „Arend-State” hoek Hoofdstraat met de Prinses Julianalaan hield hij twee keer op een dag spreekuur. (half negen tot half tien en van één tot twee uur).

Overigens heette het pand „Arend-State” vroeger Villa Capella en het adres was toen Dorpstraat hoek Weertspark. Villa „Arend-State” is gebouwd in 1901, en was het eerste project dat de Eper Bouw-Maatschappij liet bouwen. Op initiatief van de toenmalige burgemeester Sweerts de Landas werd de Eper Bouw-Maatschappij opgericht. Zij heeft bestaan van 1901 tot 1931, en had tot doel het bouwen van huizen voor de verkoop c.q. de verhuur op verschillende locaties in het dorp. De eerste steen werd op 2 juli 1901 gelegd door J.L.J.B. Baron Sweerts de Landas die burgemeester van Epe is geweest van 1889 tot 1926. In 1930 liet dokter A. Mijs het pand uitbreiden met een spreek- wachtkamer en keuken.

Epe kende in 1926 twee huisartsen namelijk dokter Loeff en dokter Van Twisk. Zijn voorganger dokter P. (Paul) Loeff ging op wereldreis en kreeg dokter Mijs als waarnemer. Na terugkeer vroeg dokter Loeff, “Mijs, jij bent een echte huisarts, waarom volg je mij niet op? En zo is het gekomen…..

In het april nummer van het weekblad REVUE stond in 1954 een heel interview met dokter Mijs. De titel was: DAGBOEK van een DORPSDOKTER – DIT IS MIJN LEVEN. Hieronder enige passages:

Er is in mijn dokterleven geen prettiger tijd van de dag dan het vroege morgenuur tussen opstaan en spreekuur. Ik heb geen last van morgenziekte, maar ik vind het een weldaad, als ik het eerste uur van mijn doktersdag alleen kan zijn. In ons grote, ouderwetse huis is dan alles nog stil, zelfs mijn grootste vijand, de telefoon, houdt zich koest. In de kamer beneden staat de ontbijttafel klaar, door mijn vrouw de avond te voren al gedekt. Zij weet niet, dat ik zelden of nooit aan die keurig gedekte tafel ga zitten. Met een kop zelf gezette thee en een beschuit in de hand scharrel ik door het huis, plaag de poes en bekijk met een kennersoog de stand van planten en parkieten, die in mijn serre het aanzien van een tropentuin geven.

Eigenlijk duren zulke rustige momenten in je leven veel te kort, want al spoedig hoor ik twee paar jonge benen de trap afbolderen. Dan weet ik dat het met mijn dagdromerijen gedaan is. De deur vliegt open, ergens op mijn grijze haardos verdwaald een haastige zoen en dan valt onder het gekwetter van twee vrolijke stemmen die hele serene morgenstilte aan gruzelementen. Dat zijn mijn dochters, die zich haasten om op tijd de bus te halen. Het zijn de enige twee van de vier, die ik nog in huis zijn en daarom mopper ik maar niet.

Ik heb er trouwens in ons gezin een ongeschreven wet van gemaakt, dat er nooit „en familie” over mijn werk of over mijn praktijk gesproken wordt. Dat zult u misschien wel een beetje vreemd vinden van me, maar van de andere kant zult u wel begrijpen, dat ik in de weinige uren, die ik bij mijn gezin doorbreng, wel eens wat anders wil zijn dan dokter.

De nieuwsberichten en vooral het weerbericht is voor mij ontzettend belangrijk. Ik weet dan zo’n beetje, wat ik die dag langs de weg te verwachten heb en of ik ergens een span paarden gereed moet laten houden om mijn auto uit de zuigende Gelderse modder te trekken. Altijd stond hij voor “zijn” mensen klaar, bij nacht en ontij reed hij met zijn auto de vaak onbegaanbare wegen.

De dagelijkse post wordt eerst dan gelezen als de dokter na zijn eerste bezoekronde weer thuis komt. Voor één soort brieven heb ik echter een apart vakje. Dat zijn de epistels, die zoon Jaap mij ieder week trouw uit de Congo stuurt. Het is ook de enige post, die ik ’s morgens openmaak en lees.Dokter Mijs trouwde in 1925 met Maria Elisabeth „Riet” Langereis (19 juni 1899 – 1 januari 1989) zij kregen dus één zoon genaamd Jaap en drie dochters te weten: Gerda Rijntjes-Mijs, Janny Pieters-Mijs en Kinny van Laar-Mijs.

Na eerst nog een avontuur aan de Franse Rivièra kwam dokter Mijs met echtgenote en zoontje Jaap uit Utrecht in het plattelandsdorp Epe terecht. Dokter Mijs had toen hij met zijn medische studies begon maar één verlangen, hij wilde kinderchirurg worden. Het liep echter anders dan hij wilde.

Toen ik als jong assistent op een zaal met t.b.c-patiënten kwam te werken, liep ik een knie-infectie op. Ik had geen lust om daar mee te blijven sukkelen, ook al omdat ik zo snel mogelijk mijn doel wilde bereiken. In jeugdige voortvarendheid liet ik de knie operatief verwijderen. Ik heb daar een stijf, onbuigzaam linkerbeen van overgehouden, dat korter is dan de rechter. Toen ik opnieuw aan het werk wilde gaan, ontmoette ik ernstige tegenstand. De hoogleraar, onder wie ik werkte, vond een handelwijze, als ik mij zelf had laten welgevallen. „lichamelijk wangedrag”, een toekomstig chirurg onwaardig. Mijn teleurstelling was groot, maar ik richtte mijn aandacht en werklust op een ander doel: ik ging in Utrecht een internistenopleiding volgen. Maar ook daar kreeg ik moeilijkheden met mijn hoogleraar. Ik was in die dagen waarachtig geen meegaand man. Met een boze kop zei ik Nederland vaarwel. Met mijn jonge vrouw ging ik naar de Rivièra.

Dokter Mijs had het aan de Rivièra echter totaal niet naar zijn zin. Het was er voor hem allemaal veel te rustig en te weelderig, met af en toe een rijke toerist als patiënt.

Even halsoverkop als ik naar de Rivièra ben gegaan, ben ik weer naar Nederland teruggekomen: op zoek naar een echte dorpspraktijk, die me geen tijd meer zou laten voor het koesteren van bittere herinneringen.

Ik voel mij nu aan deze Gelderse grond vergroeid, zoals de reuzen van bomen die voor mijn huis staan. Zij zijn voor mij het symbool van wat een mannenleven moet zijn: hecht geworteld, getekend door weer en wind, onbuigzaam. Ik vond er een arbeidsterrein en een voorganger, (Dr. Loeff) die in grootheid niet voor elkaar onderdeden. Toen ik hem voor de eerste keer op ziekenbezoek vergezelde, kwam ik geschrokken thuis. Geschrokken over de afstanden, de modderwegen, de kleine armoedige boerenbedoeningkjes, maar vooral over de ontroerende liefde, de haast kinderlijke genegenheid, waarmee de mensen deze oude dokter tegemoet traden. Dokter is veel meer dan een beroep, dat je met enige aanleg kunt leren. Dokter zijn is een levenshouding. Als je alleen je hoofd en handen gebruikt, hoe knap of je daarmee ook bent, is het werk maar half gedaan. Je hart moet er bij zijn, want je geneest de mensen niet met drankjes en poeders alleen.

Zij bellen mij op, omdat er ziekte is en pijn. Als ik dan kom en mij over het bed heenbuig, weet ik dat er meer aan de hand is: een, kind dat dom gedaan heeft, een vader die zijn werk kwijt is, een huwelijk, dat op de klippen dreigt te lopen. Kijk, wat je dan moet doen en zeggen of zwijgen, staat in geen enkel handboek. Dat kun je alleen maar doende leren. Een vriend heeft eens plagend tegen mij gezegd, dat ik zo voorovergebogen loop, alsof ik steeds tegen de storm opsjouw. Hij was denk ik nu dichter bij de waarheid, dan hij vermoedde.

Dokter Mijs kon goed met de Eper bevolking overweg, ongeacht wie het was. Dat was zeker het geval met kinderen. De ouderen zullen zich het beeld nog herinneren dat de Ford (met open dak) van de dokter op patiëntenvisite vol zat met kinderen die toen een autoritje nog een belevenis vonden. Ik heb bij al de wederwaardigheden van mijn doktersbestaan één trouwe vriend en onmisbare metgezel: dat is mijn auto. Samen hebben wij er in zes jaar nu bijna 170.000 kilometer opzitten.

Dokter Mijs nam ook de nodige initiatieven, zoals verbeterde kraamvrouwenhulp. Ook vond hij dat iedereen moest kunnen zwemmen. Daarmee was naast beweging zeker de hygiëne gediend. Hij had in 1944 dokter Loeff opgevolgd als voorzitter van zwembad “De Wijerd”. De sportkeuring werd in Epe ook door hem opgericht, waarbij zijn echtgenote en de dochters Janny en Kinny nog vele jaren hun inspanningen aan hebben geleverd. Ook zat dokter Mijs in het bestuur van een hondendressuur-vereniging.

In 1953 deed dokter Mijs met zijn zoon Jaap mee aan de Tulpenrally, een loodzware sportieve klus. De route leidde door het dorp Epe, en menige vlag was uitgestoken bij de doorkomst. Als liefhebber van de jacht heeft hij zijn schaarse vrije tijd in de vrije natuur doorgebracht. Hij was lid van de Jachtclub Noord-Veluwe, die pleegt te jagen op het landgoed Welna. Planten en dieren hadden zijn intensieve belangstelling. Het huisartsenberoep, gecombineerd met het jager-zijn, leidde soms tot merkwaardige consequenties. Op een dag kwam er een melding van een koe die dol werd, en of de dokter die maar even zou willen doodschieten. Dit klusje werd op vakkundige wijze geklaard. Zijn liefde voor bloemen en planten kwam ook in zijn tuin tot uiting, waar hij samen met de tuinman/stoker de heer Sneller, met bloeiende planten proefnemingen deed. Het liep overigens met dieren niet altijd volgens planning. Zo deed hij eens een poging zijn straathond voor de jacht te trainen. Bij het eerste het beste schot ging de hond er als een haas van door en was reeds lang thuis toen de dokter kwam. Verdere liefhebberijen waren het verzamelen van postzegels en chinees porselein. Zijn dochter Gerda Rijntjes-Mijs heeft zeker deze genen geërfd, zij heeft al jaren een antiekwinkeltje in de nabijheid van de Grote Lebuinuskerk te Deventer.

De Duitse bezetting was een moeilijke tijd voor hem als Oranjeklant van huis uit. Daadwerkelijk zorgen voor onderduikers en geallieerde piloten en het illegaal verkrijgen van distributiebonnen waren geen geringe belasting. Een door hem ondergebrachte onderduiker die hij in “spertijd” wandelend met een “knijpkat” (zaklantaarn) op straat aantrof, liet hij duidelijk weten hoe de dokter over zoiets dacht. Een hoge buitenlandse onderscheiding wees hij af.

Naast al zijn zorgzaamheid kon de dokter af en toe flink uit zijn slof schieten. Als hij in de gaten had dat patiënten simuleerden schuwde hij geen enkele krachtterm. Ook als patiënten zijn aanwijzingen niet opvolgden of als de door hem voorgeschreven medicijnen niet werden afgehaald.

Dat dokter Mijs een “groot” hart bezat stond ook te lezen in de REVUE van 1954.

In een klein boerderijtje – zo laag – dat ik mij dubbel moet vouwen om de deur binnen te komen – ligt een vrouw van over de zestig voor altijd aan het ziekbed gekluisterd. Haar uitzicht is beperkt tot de schemerig-donkere kamer, een stuk van de hooimijt en een klein, heel klein bloementuintje. Na een voorspoedige operatie trof haar een beroerte. Dat is nu al jaren geleden en sindsdien ligt zij daar maar. Haar man is overdag op het land. Een buurvrouw komt een enkele keer eens kijken, of ze iets nodig heeft. Het is daar stil in dat huisje, want twee jaar geleden heb ik juist daar het doodsbericht moeten brengen van de zoon, de enige. Als ik bij haar op de rand van het bed zit en ik hou die gerimpelde en door het vele werk verruwde vrouwenhand vast, hoef ik maar weinig te zeggen. Zij is mij dankbaar, dat ik haar eens een boottocht heb laten maken, dankzij de medewerking van het Rode Kruis, maar verder leeft zij met haar bijbel en haar geduld. Als zij merkt, dat ik zorgen heb, dat ik met al mijn kennis en vechtlust heb moeten buigen, glimlacht ze wijs: „Dokter, wij hebben niet alles in eigen hand!” Zulke bezoeken, zo’n enkel woord, dàt, als ge mij begrijpt, is het tegenwicht voor al het minder prettige, dat mijn leven met zich meebrengt. Ik ben vertrouwd met de geheimen van leven en dood. Mijn handen hebben ogen gesloten op dezelfde dag, dat ik in een ander huis naar de eerste hartslag van een nieuw mensenleven luisterde.

Dokter Mijs was in de loop der jaren sterk met Epe en zijn omgeving vergroeid. Hij had zich door zijn grote eenvoud en hartelijkheid een enorm aantal vrienden verworven. De gemeente Epe heeft terecht een straat naar Dokter Mijs genoemd, de „Dokter Mijsstraat”, een zijweg van de Burgemeester van Walsumlaan. Na een ongeneeslijke ziekte is hij op 65-jarige leeftijd op 11 februari 1963 in het Sophia-ziekenhuis te Zwolle overleden. Dokter Mijs werd opgevolgd door dokter Gallas. Mevrouw M.E. Mijs-Langereis heeft het huis „Arend-State” tot 1964 aangehouden waarna zij het verkocht en verhuisde naar de Pelzerpark 7. Mevrouw Mijs heeft de leeftijd der sterkeren gehaald en is overleden op 1 januari 1989 op 89-jarige leeftijd.

Drs. A. Mijs was huisarts in Epe van 1926 tot 1958.

(Bovenstaande tekst is mede geschreven door dhr. B. (Ben) Jonker en eerder gepubliceerd in het programma van de Wilhelminavereniging in 1998 ter gelegenheid van haar 100 jarig bestaan. Tevens zijn er gedeelten uit het historisch privé-archief van dhr. J. (Jan) Gerard en het weekblad Revue uit 1954 overgenomen.

Voor geïnteresseerden is het programma van de Wilhelminavereniging met een aantal teksten over markante Epenaren nog gratis verkrijgbaar in het Gemeentearchief.)

Dit item is op vrijdag 25 december 2009 aan de online collectie toegevoegd.

Kernen

Veluwse plaatsen

Nieuw